Gegeven is de functie f(x)=-2x²+5x+1.
We gaan nu negatieve getallen invullen. Bedenk goed dat een negatief kwadraat altijd tussenhaakjes uitgerekend moet worden.
(-3)² = 9 want -3 · -3 = 9
Gegeven is de functie g(x) = 2x²-4x+1.
Met kwadratische functies is het ook van belang dat je ermee kan rekenen in een bepaalde context. We gaan kijken naar onderstaand voorbeeld.
Kevin doet aan tennis. Bij een van zijn slagen wordt de hoogte van de tennisbal gegeven door de
functie h(x)= -0.06x²+0,72x+2,1. Hierbij zijn de hoogte h(x) en de horizontale afstand x van de bal tot aan Kevin in meters.