Denk aan de afspraak:
Werk de haakjes weg. Denk goed aan de regel (a+b)(c+d)= ac + ad + bc + bd.
Herleid je antwoord zo ver mogelijk.
Hou er rekening dat je het getal 1 nooit opschrijft voor een letter.
We gaan het nu wat moeilijker maken. We gaan nu ook met mintekens werken.
Met min-tekens moet je de min altijd gebruiken met het getal waar hij voor staat. Bij het volgende voorbeeld; (x-5)(x+4) moet je de min dus gebruiken bij elke keersom die je maakt met -5. Zie het voorbeeld;
(x - 5)(x + 4) = x²+ 4x - 5x -20 = x² -x -20.
Dezelfde soort sommen kunnen ook op een andere manier gevraagd worden. Veel mensen vergeten wat de notatie ook al weer betekend.
Herleid (x - 6)². Bedenk goed wat een kwadraat betekend. Het getal vermenigvuldigt met het getal zelf. In dit voorbeeld krijgen we;
(x - 6)² = (x - 6)(x - 6) = x² -6x -6x + 36 = x² -12x + 36
De laatste moeilijkheid die we gaan oefenen is wanneer er meer tussen haakjes staat. Bijvoorbeeld met de opdracht;
herleid: (3x + 2)(x + 4). Het belangrijkste is dat de methode precies hetzelfde blijft. Wanneer we deze gaan uitwerken krijgen we de volgende berekening;
(3x + 2)(x + 4) = 3x² + 12x + 2x + 8 = 3x² + 14x + 8